Het Magisch Realisme toonde in de eerste helft van de
vorige eeuw de aantrekkingskracht van vervreemding in de beeldende
kunst. Hans Kollhoff laat met zijn ministerie in Den Haag het architectonische
equivalent zien.
De kracht van vervreemding |
Wie op die dag – slechts een paar weken terug - Lebkov aan de Turfmarkt in Den Haag bezocht, heeft mogelijk een sublieme ervaring gehad. Achter de koffiebar aan het raam kijkt men recht op het ministerie van Kollhoff. Tussen de beukende regenhozen door waren er incidenteel momenten van opklaring en verstilling. De felle herfstzon toonde zich slechts door de zware schaduw die het ministerie in donkere tonen hulde. De twee torens van baksteen en graniet met diepe neggen op een massieve plint maakten een desolate en zware indruk. Alhoewel reeds een jaar in gebruik, gaven ze alles behalve blijk van leven. Een enkele zeemeeuw - schril krijsend op de verlate bestrating - was met een man in trenchcoat het enige dat bewoog. Het was het Magisch Realisme revisited.
Magisch Realisme revisited |
Het is opvallend hoezeer het ministerie van Kollhoff binnen de sfeer van het Magisch Realisme past. Het wordt gekenmerkt door herkenbare, traditionele ontwerpthema’s en doet tegelijkertijd vervreemdend aan. Het ministerieontwerp continueert een eeuwen oude traditie van lichamelijkheid en tektoniek; een traditie waarbij gevels bestaan uit een plint, toren en kroon en waarbij het gewicht van het gebouw op een begrijpelijke manier wordt afgedragen aan de grond. Kollhoff maakte bij het ministerie gebruik van deze traditie en voerde het op een extreme manier door. Verwijzend naar het beeld van de vroege wolkenkrabbers in New York en Chicago, paste Kollhoff de tektonische traditie toe bij hoogbouw. De gevels lijken de massa van het 36 verdiepingen hoge ministerie te dragen; de naden van de prefab gevelpanelen zijn onzichtbaar weggewerkt, het graniet zit vol en zat in de specie en op de hoeken geven de L-vormige granieten platen de indruk dat er massieve blokken zijn toegepast. Elk detail, elke materiaaltoepassing en elk ornament van de ministeriegevels doet mee in het gebouw als belichaming van de kracht van zwaarte.
De illusie van een ambachtelijk gestapelde bouwmethodiek in combinatie met de overweldigende schaal geeft het ministerie een indrukwekkend en tegelijkertijd vervreemdend gewicht; het toont een voor Den Haag ongekende mate van permanentie en zwaarte. Waar nieuwe gebouwen in historische binnensteden een verfrissende en lichtvoetige uitzondering kunnen zijn, manifesteert het ministerie zich als inversie van deze houding. Den Haag, de hofstad met zijn vrolijke negentiende-eeuwse neostijlen, vele lommerrijke stadsparken en provinciale karakter, lijkt weinig weerstand te kunnen bieden aan de absolute gravitas van het ministerie. Zelfs de op traditie en continuïteit gestoelde bakstenen residentiearchitectuur aan de overzijde van de straat van Pelli, Graves, Krier en Natalini lijkt door het ministerie te worden gereduceerd tot een pittoresk pretpark van luchtige frivoliteit.
De surrealistische verschijning van het ministerie wordt versterkt door de communicatiebarrière die de gesloten gevels opwerpen. Vanaf de straat suggereren slechts een enkele TL lamp per raam en de vele bewakingscamera's op de plint de aanwezigheid van leven. Er is een strikte scheiding tussen privé en openbaar. Met de private uitstraling van het ministerie beperkt Kollhoff de communicatie van het gebouw tot een puur formalistische aangelegenheid. Het is slechts de strenge architectuur zelf die met de omgeving communiceert; niet de dynamiek die het huisvest.
Zittend bij Lebkov aan het raam blijft het beeld van het ministerie fascineren. De straat vult zich druppelsgewijs met passanten in regenjassen met felle kleuren; snel lopend, angstig dat het weer gaat regenen. De zeemeeuw vliegt krijsend weg; de tijd schrijdt voort. Het ministerie blijft onveranderlijk; een krachtig en zelfverzekerd baken van zwaarte en vervreemding.
Matteo Kuijpers, 2013